door
Joop Sporken
De auteur studeerde geschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen (voorheen Katholieke Universiteit Nijmegen) van 1999 tot 2006. Hij schreef een scriptie over het christendom ten tijde van keizer Valerianus (253- 260 n. Chr.) en is nu bezig om zijn onderwijsbevoegdheid te halen aan het Instituut voor Leraar en School.
In dit artikel wil ik proberen enig licht te werpen op de vraag hoe parlementen zijn ontstaan. Om een antwoord op deze vraag te geven acht ik het allereerst noodzakelijk de term parlement te definiëren en aan te geven in wat voor vormen en namen “het parlement” in verschillende landen voorkomt. Daarna zal ik kijken naar het ontstaan van parlementen in de landen Frankrijk, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten aan een nader onderzoek onderwerpen, omdat in deze landen de voorlopers ontstonden van onze parlementaire instellingen. De periode die ik heb onderzocht loopt van de eerste aanzetten tot de vorming van parlementen in de Middeleeuwen tot aan het eind van de 18e, begin 19e eeuw. (Het Amerikaanse parlement ontstond tijdens de oprichting van de V. S., eind 18e, begin 19e eeuw. Bij de bespreking ervan zal ik iets dieper ingegaan op haar functies.) In de vorige eeuw hebben veranderingen inzake parlementen elkaar in snel tempo opgevolgd, maar een beschrijving hiervan gaat de opzet van dit artikel te buiten. Frankrijk en Groot-Brittannië zal bespreken, omdat de langste parlementaire geschiedenis kennen en de Verenigde Staten, omdat die het parlement een gelijkwaardige positie in haar staatsbestel geeft als het instituut regering.
Het
woord parlement is ontleend aan het Franse en Britse constitutionele recht. In
Frankrijk is de term afgeleid van de uitdrukking curia
in regis parlemento; het parlement
wordt in Frankrijk ook aangeduid als Staten (Etats). In Nederland is de
officiële naam nog altijd Staten-Generaal. In Groot-Brittannië ontwikkelde de naam van parliamentary government zich tijdens de overgangsperiode tussen de
twee parlementaire veranderingen van 1832 en 1867. De termen representative government en ook constitutional monarchy bleven echter ook
nog lange tijd, naast parliament, in
zwang. In 1832 werd The Great Reform Act
uitgevoerd, in 1867 de tweede Great Reform
Act. [Zie K. von Beyme,
Parliamentary Democracy, London 2000,
p. 8. en D. Judge, The parliamentary State,
London 1993, pp. 23-14] In veel gevallen
bestaat een parlement uit twee kamers (bicameral) het Verenigd Koninkrijk
en Nederland onder andere, in enkele gevallen bestaat het parlement slechts uit
één kamer (unicameral), onder
andere België en de Europese Unie.[M.V.
Baglai, 'Parliament' in: Great Sovjet Encyclopedia 19, Moskou 1974, p.
282; parlementen met twee kamers (bicameral) bestaan altijd in federale staten,
zoals de Verenigde Staten, Canada en Duitsland]. In federale staten, zoals
de Verenigde Staten, Canada en Duitsland Parlementen met twee kamers bestaan altijd.
[M.V. Baglai, ‘Parliament’ in: Great Sovjet Encyclopedia
19 (Moskou 1974) p. 282] In de Verenigde Staten wordt de volksvertegenwoordiging
Congres genoemd, in Duitsland Bondsdag en in België de Federale Kamers. [P.
P. T. Bovend’Eert en H. R. B. M. Kummeling, Van Raalte’s Het Nederlands
parlement, Deventer
2000 p. 2, noot]
Hoeveel
er vele aanduidingen voor parlement bestaan, is het in wezen het hoogste wetgevende
orgaan waarin gekozen volksvertegenwoordigers wetsvoorstellen tot wet verheffen
en de uitvoerende macht (de regering) controleren [Bovend’Eert
en Kummeling, Van Raalte’s Het Nederlands parlement, p. 10/11]. Het is onderdeel van een stelsel dat
door sommigen als een vertegenwoordigend stelsel en door anderen een vertegenwoordigende
democratie wordt genoemd, waarbij beide groepen erkennen dat het in wezen om een
vorm van indirect bestuur gaat. Bij de meeste verschijningsvormen zie je dat
1.
de regering (de
uitvoerende macht) wordt gevormd en alleen kan functioneren op basis van vertrouwen
van het parlement (bij crises treedt regering af of wordt parlement ontbonden)
2.
het parlement
de regering controleert door middel van vragen en het doen van eigen onderzoek
naar gevoerd regeringsbeleid (onderzoeks- en enquêterecht)
Deze
twee typen bevoegdheden bepalen volgens velen het democratisch gehalte van een
parlement en daarmee van het democratisch gehalte van een staat.
[Bovend’Eert en Kummeling, Van Raalte’s Het Nederlands parlement, p. 9/10] Verdere kenmerkt
het parlementaire stelsel zich veelal door: georganiseerde partijen, sterke partij
ontwikkeling om de nodige solidariteit met het kabinet te garanderen, ontwikkeling
van het ambt van ministerpresident, oppositievoering en tenslotte het ontstaan
van een politieke cultuur die voorziet in ondersteuning van de parlementaire democratie.
[K. von Beyme, Parliamentary Democracy, London, 2000, p. 9/10] Iedere moderne staat heeft door zijn afzonderlijke
ontwikkeling een eigen vorm gegeven aan haar parlement.
Het
moderne Franse parlement vindt zijn oorsprong al op het einde van de 12e, begin
13e eeuw met de toenemende betekenis van de Curia
Regis en de instelling van de Staten
Generaal.
De
curia regis was een bijeenkomst waarbij de zwakke koningen uit het vorstenhuis
Capet (987-1328), de Franse kerkvorsten en koninklijke vazallen raadpleegden over
feodale, politieke en ook juridische zaken. In de loop van de 13e eeuw werden
deze bijeenkomsten belangrijker en kregen meer gewicht. Dit is onder andere af
te leiden uit het feit dat er professionele adviseurs werden ingezet, de zogenaamde
consiliarii. Dit proces van professionalisering ging gelijk op met het
proces waarbij de juridische vergaderingen van deze bijeenkomsten een ‘status
aparte’ kregen. Zaken werden nu niet meer door de koning zelf behandeld maar door
zijn consoliarii. Midden 13e eeuw werden deze juridische vergaderingen
curia regis in parlemento genoemd, of kortweg parlementen. Dit gebeurde
ten tijde van het koningschap van Lodewijk IX (1226-1270). Hierna werd het curia
regis in parlemento sterker. De vorsten van het huis van Capet waren namelijk
sterk afhankelijk van de steun van de kerkvorsten en de vazallen. Hun adviezen
waren dientengevolge meestal zwaarwegend. (A. R Myers laat bijvoorbeeld zien dat
hun stem van doorslaggevende betekenis is in de discussie over een kruistocht
tegen Aragon in de vergaderingen van Bourges in 1283 en Parijs een jaar later
[Parliaments and Estates in Europe to 1789, Londen, 1975, p. 66])
In 1345 n. Chr. werd de curia regis in parlemento dan ook geïnstitutionaliseerd
door een edict van Philips VI (1293-1350 n. Chr.). Dit edict hield in dat de drie
kamers, die in de jaren ervoor informeel ontstaan waren binnen het parlement,
officieel werden erkend. Het gaat hier om de Grande Chambre, aanvankelijk Chambre aux Plaids genoemd, bestaande uit
drie presidenten en dertig vertegenwoordigers, de Chambre des Enquêtes, die vragen begeleidde en als derde de Chambre des Requêtes, die toezicht hield
op de beoordeling van juridische petities. In het begin van de 14e
eeuw kreeg het parlement ook meer politieke macht, doordat zij het recht kreeg
besluiten van de koning te registreren.
In
de 16e eeuw werd tenslotte de toen al bestaande juridische kamer, Chambre de
In de 16e eeuw kwam het parlement in Frankrijk door een reeks veranderingen steeds vijandiger tegenover de koning te staan. Dat had onder meer te maken met de manier waarop haar leden werden gekozen. In eerste instantie bestond het parlement uit edelen die gekozen werden door de koning; in de 14e eeuw hadden de leden van het parlement al het recht verkregen nieuwe leden zelf voor te dragen. De koningen stelden de voorgedragen leden aan, met uitzondering van Lodewijk XI (1460-1483) die de leden aanstelde én ontsloeg [Dickerman, ‘Parlement’ in: Encyclopedia Americana 21 p. 465]. In het begin van de 16e eeuw kwam er een nieuwe manier om leden voor het parlement te kiezen in zwang: het kopen van een zetel. Om de prijs en het aanzien van een zetel in het parlement op te drijven, Dit zorgde voor een strijd tussen nieuwe adel, noblesse de robe, en de oude standsadel, noblesse d’épée. De inzet van de strijd was dat de leden van het parlement op den duur eisten dat de zetel erfelijk overgedragen kon worden. In 1604 werd dit een feit. Het erfrecht van een zetel werd ingevoerd door Charles Paulet en wordt daarom ook wel paulette genoemd. [The New Enclyclopaedia Brittanica 9, p. 161] In de 17e eeuw kreeg de oppositie die tegen de kroon werd gevoerd een systematisch karakter. Zonnekoning Lodewijk XIV (1638-1715) damde deze oppositie in, maar na zijn dood keerde deze houding van het parlement weer terug. De leden van het parlement voerden echter geen oppositie vanuit de belangen van het volk, maar om hun eigen privileges beschermen, dus puur uit eigen belang. Het parlement werd dan ook eind 18e eeuw gezien als een conservatief instituut. Om die reden werd het tijdens de Franse Revolutie van 1789 afgeschaft.
De
Staten Generaal werden voor het eerst bijeen geroepen in
Pas op 8 mei 1789 wordt zij onder druk van het Parijse parlement dat de belastigwetten van koning Lodewijk XVI weigert te registreren, in Versailles bijeengeroepen. Maar de maatschappelijke verhoudingen zijn inmiddels drastisch veranderd; de vertegenwoordigers van de derde stand die menen de overgrote meerderheid van het Franse volk te vertegenwoordigen eisen evenveel zetels als de adel en de geestelijkheid samen en hoofdelijke stemming. Reeds een maand later verklaart zij zich tot Nationale Vergadering met het vaste voornemen een grondwet op te stellen waarin de koning aan haar als hoogste wetgevend orgaan verantwoording dient af te leggen. Dit vormde de opmaat van de Franse Revolutie. In de grondwet van 1789 werd het censuskiesrecht ingesteld en werd geregeld dat de afgevaardigden getrapt via kiesmannen gekozen werden.
Na
de “tweede, democratische revolutie” van 10 december 1792 werd de zogenoemde Jacobijnse
grondwet (van 1793), waarin algemeen kiesrecht, directe vertegenwoordiging en
het bindend referendum waren opgenomen via een volksstemming massaal bekrachtigd.
[Albert Soboul, De
Franse Revolutie (Précis d’histoire de
In
Groot-Brittannië werd de basis voor een parlement al in 1215 gelegd met het opstellen
van de Magna Charta, waarin bepaald werd dat de koning niet meer alleen over belangrijke
staatsaangelegenheden kon beslissen. Onder Hendrik II en Jan zonder Land werden
de rechten van de vazallen beperkt waardoor hun ontevredenheid groeide. Door de
instelling van de Magna Charta, een feodaal privilege, wisten zij hun groeiende
ontevredenheid te stoppen door bij de koning gunstige voorrechten af te dwingen.
Simon de Montfort (1208-1265) geeft in 1264 aan dat de ridders en burgers (Commons) deel moeten uitmaken van het adviesorgaan
van de koning. Zijn familieband met de
koning en zijn goede betrekkingen met het volk zorgden ervoor dat er een permanente
raad kwam die de koning moest raadplegen. [D. Judge, The Parliamentary State,
London 1993, p. 7] In de 13e eeuw
komen de Commons regelmatig bij elkaar,
waardoor hun parliament meer gewicht
kreeg. Tijdens het koningschap van Eduard I (1272-1307) vindt een fusie plaats
tussen het aloude Magnum Concilium,
een bijeenkomst van wijze mannen die de koning advies gaven over zijn bezittingen,
en het nieuwere Concilium regis in parliamento, een bijeenkomst
van semi-professionele adviseurs die advies gaven over juridische problemen, een
situatie vergelijkbaar met de ontwikkeling in Frankrijk dus. Eduard I verordende
dat de zittingen van deze organen tegelijkertijd plaats moesten vinden en die
vonden plaats te Westminster. Om die reden werd dan ook wel gesproken van
het modelparlement van 1295. [Grote Winkler Prins Encyclopedie,
Amsterdam, 1992, p. 211] Eduard I
zag in dat invoering van hogere belastingen een breed draagvlak nodig had: “that
which touches all should be approved by all”. [D. Judge, The
parliamentary State, p.
8] In eerste instantie hadden de Commons
weinig in te brengen, maar onder Eduard II (1307-1327) kwam deze beweging
meer op en kreeg het gehele parlement meer invloed en controle op de hoge ambtenaren
en burgerbelangen werden aan de koning voorgelegd. In 1327 werd Eduard II vanwege
zijn slechte beleid zelfs door het parlement afgezet en Eduard III aangesteld
als diens opvolger.
Begin
14e eeuw ontwikkelde zich onder Eduard III (1327-1377) in de praktijk een systeem
waarbij de clerus en de hoge adel in het Hogerhuis, House
of Lords, debatteerden en de ridders en burgers in het Lagerhuis, House of Commons. De belangrijkste verantwoordelijkheid
van de Commons was hun controle over de belastinginning. Op het eind van
de 14e eeuw hadden ze hier al behoorlijk wat over te zeggen, waardoor hun machtsbasis
sterker werd. [D. Judge, The parliamentary State,
p. 8] Onder de vorstenhuizen van de Lancasters (1399-1471) en de Tudors (1485-1603)
was het parlement een onbelangrijke factor. De 15e eeuw was een “oligarchical
period in which the prevailing faction dominated both parliament and the throne”.
[R. Butt, The power of Parliament,
London 1969) 37] Op
het moment dat het huis van de Stuarts (1603-1688) probeerde de macht van het
Lagerhuis te breken, kwam het parlement in actie. Een fanatieke aanhanger van
het parlement, Oliver Cromwell, zorgde er zelfs voor dat de monarchie werd afgeschaft,
nadat hij als aanvoerder van de republikeinse troepen de burgeroorlog had gewonnen.
Het afzetten van Karel I was niet primair Cromwells doel, hij wilde alleen dat
Karel I regeerde in samenwerking met van het parlement. Karel I had het parlement
in elf jaar niet bijeengeroepen. De toenmalige koning Karel I werd terechtgesteld
en Groot-Brittannië werd een republiek met Cromwell als Lord Protector en een
parlement met slechts één kamer. In 1649 wordt het zogenaamde Rump Parliament
ingesteld, in 1653 wordt dit parlement door Cromwell vervangen door het Nominated
Barebone’s Parliament. [Zie verder B. Coward, The Cromwellian Protectorate, Manchester,
2002 en D. L. Smith, Cromwell and the interregnum: the essential readings,
Blackwell, 2003]. Cromwells systeem faalde
echter en in 1660 werden de monarchie en het parlement in hun oorspronkelijke
vorm hersteld. Het is tijdens de Exclusion-Bill crisis (1678-1681) dat de oudste politieke
partijen van Groot-Brittannië, de Tories en de Whigs vorm krijgen. Zij zullen
vanaf dat moment via in het parlement veel invloed uitoefenen op de politiek.
De Exclusion-Bill ging over de opvolging van de Britse troon door de katholiek
Jacobus II, de Whigs waren voor de uitsluiting van Jacobus, de Tories waren tegen
uitsluiting.
In 1689, met de troonsbestijging van Willem III van Oranje (1650-1702),
werden de grondslagen van een nieuwe staatsregeling vastgesteld in de Bill of Rights. In deze grondwettelijke
verklaring werd de macht van de koning sterk ingeperkt en er werden nieuwe waarborgen
gegeven voor de rechten van het parlement. De Bill garandeerde de rechten
van de parlementsleden en niet zoals in de Verenigde Staten de rechten van de
mensen. Hierbij gaat het om rechten als de vrijheid om te spreken in het parlement,
de vrijheid om de koning vragen te stellen, het recht op vrije verkiezingen en
frequente zittingen van het parlement. Hiermee was de theoretische grondslag van
de constitutionele monarchie gelegd.
Hierna werd onder het huis Hannover (1714-1815) de macht van het parlement
uitgebreid. De koning werd het recht ontnomen genade te schenken aan ministers
die door het parlement in staat van beschuldiging waren gesteld. Het besluit dat
de rijksbegroting niet langer voor de regeertijd van de koning werd vastgesteld,
maar telkens slechts voor een jaar, maakte het noodzakelijk het parlement minstens
jaarlijks bijeen te roepen. De zittingsperiode van de parlementsleden werd onder
George I (1714-1721) op zeven jaar bepaald. Tevens werd het in de 18e eeuw gebruik
dat ministers aftraden, nadat ze een votum van wantrouwen hadden gekregen. Tot
zover het ontstaan van het Britse parlement.
In
1911 werd het House of Lords (Britse eerste kamer) van
de meeste van haar politieke bevoegdheden beroofd en doet het nog dienst als gerechtshof.
Het zou nog tot 1948 duren, voordat het algemeen kiesrecht voor vrouwen en mannen
werd ingevoerd.
In de Verenigde Staten is het ontstaan van het parlement, Congres genaamd, geen lange historische ontwikkeling geweest zoals we die hebben waargenomen in Frankrijk en Groot-Brittannië. Bij het creëren van de Verenigde Staten na de burgeroorlogen in 1787, werd het Congres door artikel 1, sectie 1, van de grondwet officieel, opnieuw, ingesteld. Het kan gezien worden als voortzetting van de in 1774 gehouden First Continental Congres, een bijeenkomst van de afgevaardigden van twaalf van de zeventien Amerikaanse koloniën van Groot-Brittannië. In 1776 werd deze bijeenkomst voor de tweede maal gehouden, waarop dertien koloniën zich onafhankelijk verklaarden wat leidde tot oorlog met hun kolonisator. In 1783 erkenden de Britten hun verlies. De dertien staten waren nu onafhankelijk, maar de inrichting van hun federatie vormde echter een probleem. In eerste instantie was er namelijk sprake van een unicameral (bestaande uit één kamer) congres, waarbij elke staat evenredig was vertegenwoordigd. [G.S. Wood, The Creation of the American Republic, Williamsburg, 1969 pp. 162-173] Iedere staat had tevens een veto over de meeste politieke activiteiten. Het Congres kwam in 1787 tot de conclusie dat deze staatsinrichting ineffectief was en organiseerde daarop de Convention of 1787. Het was de bedoeling de oorspronkelijke wetsartikelen aan te passen aan de nieuwe inzichten over staatsinrichting. Dat leidde uiteindelijk tot instelling van een geheel nieuwe grondwet. Het was James Madison die een bicameral (bestaande uit twee kamers) Congres probeerde te introduceren tijdens deze Conventie. [G. T. Curtis, Constitutional History of the United States, New York 1974, p. 3 en 5] Zijn idee was, dat de leden van een Huis van Afgevaardigden direct gekozen moesten worden door het volk en een Senaat door de leden van Huis van Afgevaardigden. De kleinere staten wilden echter een unicameral stelsel met gelijke vertegenwoordiging van de staten. Een compromis werd bereikt door evenredige vertegenwoordiging voor de leden van het Huis van Afgevaardigden en gelijke vertegenwoordiging voor de Senaat in te voeren.
In
1789 werd deze wet effectief. Hij zorgde voor een scheiding tussen de uitvoerende,
wetgevende en rechterlijke macht. Deze grondwet wordt ook wel als de moeder van
alle moderne grondwetten beschouwd, daar het de eerste grondwet was die de Verlichte
standpunten over staatsinrichting in zich draagt. Dit zijn dan met name de idee
van ‘volkssoevereiniteit’ (de wil van het volk als enige bron van staatsgezag)
van Rousseau, de idee van de ‘scheiding der machten’ (wetgevende, uitvoerenede
en rechterlijke)van Montesquieu en de idee van ‘bestuur door recht’ (burgers
dragen deel van hun natuurlijke macht over aan een overheid) van Locke. De verschillende
overheidsorganen moesten elkaar controleren. De Founding Fathers meenden dat met zo’n systeem
van checks and balances excessen vermeden
konden worden. Het federalistische idee dat de afzonderlijke staten en kleinere
bestuurseenheden een redelijke autonomie toestond - een erfenis van de ervaringen
van de 13 oorspronkelijke koloniën - kreeg geen sterke verankering in de grondwet
(hetgeen
Daar het moeilijk was alle staten in te laten stemmen met de grondwet werd hieraan de Bill of Rights toegevoegd: tien artikelen die de grondwettelijke rechten van de mens bevatten. De oorspronkelijke tien amendementen zijn tot nu toe uitgebreid tot zevenentwintig. Het Congres bestaat dus uit twee Houses, de Senaat en het Huis van Afgevaardigden. Van 1789 tot 1913 werden de vertegenwoordigers voor de senaat gekozen door de parlementen van de (deel)staten. De leden van deze parlementen werden op hun beurt wel rechtstreeks gekozen. Vanaf 1913 worden ook de senatoren rechtstreeks door het volk gekozen, hetgeen er mede toe leidde dat de verkiezing van senatoren eind 19de, begin 20ste eeuw door corruptie en omkoping gedomineerd werden. Instelling van het zeventiende amendement, directe verkiezing van senatoren, maakte aan deze procedure in 1913 een eind. Elke kamer van het Congres kan wetgeving maken over welk onderwerp dan ook. De Senaat en het Huis van Afgevaardigden kunnen elkaars wetsvoorstellen verwerpen of amenderen. Voordat het betreffende wetsvoorstel tot wet kan worden verheven, moeten beide kamers een compromis uitwerken. Wetten die te maken hebben met inkomsten en uitgaven behoren tot het exclusieve het terrein van het Huis van Afgevaardigden.
De
Senaat moet benoemingen van federale topambtenaren, ambassadeurs en kandidaten
voor het hooggerechtshof goedkeuren. Verdragen met buitenlandse mogendheden dienen
een tweederde meerderheid van de Senaat bekrachtigen te worden. Alle bevoegdheden
van het gehele Congres worden genoemd in het achtste lid van het eerste artikel
van de grondwet. Een van de meest belangrijke taken van het Congres, naast haar
wetgevende functie, is het verrichten van onderzoek. Deze taak wordt gewoonlijk
gedelegeerd naar commissies. Onderzoeken richten zich meestal op het verzamelen
van informatie voor toekomstige wetgeving, het testen van de effectiviteit van
vroegere wetgeving en het functioneren van personen van de uitvoerende en rechterlijke
machten. In zeldzame gevallen bereidt een commissie een afzettingsprocedure (impeachment) voor. Tot zover de bespreking van het ontstaan van het
parlement en de functies ervan in de Verenigde Staten.
Ik heb hierboven een aantal (in mijn ogen) belangrijke ontwikkelingen inzake het ontstaan van parlementen in Frankrijk, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten tot aan het begin van de negentiende eeuw gepresenteerd. Het relaas is echter zeker niet volledig. Om een volledig beeld van het ontstaan van de verschillende parlementen te krijgen is het noodzakelijk zich verder te verdiepen, bijvoorbeeld door het raadplegen van de aangehaalde literatuur. Dit artikel kan als eerste kennismaking met de ontstaansgeschiedenis van parlementen dienen. Weinig woorden heb ik daarom besteed aan het democratisch gehalte van de parlementaire instellingen tot aan het begin van de negentiende eeuw.
Dat de rol van parlementen in de politiek van de drie hier behandelde landen echter door de eeuwen toenam, is hopelijk duidelijk geworden. Parlementen kregen steeds meer macht en ook andere vormen van directere invloed van het volk, bijvoorbeeld referenda, doen met name in de twintigste en eenentwintigste eeuw hun intrede. Hier tegenover staat dat de politiek, en dan met name de parlementen, zover zijn geïnstitutionaliseerd dat ze voor veel mensen ver van hen af zijn komen te staan. Ik constateer dat politiek bedrijven steeds meer opgevat wordt als een vak, met zijn eigen jargon en regels. Omdat parlementariërs vertegenwoordigers van het volk blijven, kunnen zij niet op directe wijze de stem van het volk verwoorden.
Tenslotte
zorgt ook de groei van politieke instellingen voor vergroting van de afstand tussen
bestuurders en burgers. Het is met name de taak van parlementsleden om feeling
met hun achterban te houden en deze op de juiste wijze te vertegenwoordigen. Nu
de macht van de parlementen zich na een lang proces in de samenleving heeft verankerd,
zou het volk moeten proberen om haar politieke macht niet verder te verspelen.