HANNAH
ARENDTS RADENREPUBLIEKEN
“De verloren schat”
Hoewel
Hannah Arendt
altijd zeer terughoudend is geweest met het geven van concrete politieke adviezen
en het schetsen van de ideale samenleving, wordt het bij het lezen van haar boek
On Revolution wel duidelijk, dat zij geporteerd
is voor het radenstelsel. Zij beschrijft de opkomst van de volksraden als vormen
van zelfbestuur die zich tijdens de revoluties (Frankrijk, 1789; Parijs, 1871,
Rusland, 1905 / 1917, München, 1919; Hongarije, 1956)
hebben ontwikkeld en noch door de ‘beroepsrevolutionairen’ werden voorzien noch
erdoor werden geleid, maar juist door hen en hun partijen werden vernietigd.
De
wijk- en arbeidersraden van de afgelopen 200 jaar staan haar echter wel concreet
voor ogen. Geďnspireerd door de wards (wijken) van Jefferson, zoals hij die in de nadagen van z’n politieke carričre heeft beschreven en gepropageerd, breekt
zij een lans voor deze democratische regeringsvorm. Deze “verloren schatten” van
de Europese revoluties, zoals zij de Raden ook noemt in de titel van het laatste
hoofdstuk van On Revolution, ziet ze als de publieke ruimtes die de politieke
vrijheid in de toekomst zouden moeten scheppen. Weinig politieke denkers hebben
dit belangrijke thema uit Arendts oeuvre serieus opgepakt
en naar waarde geschat, zo is mijn indruk.
Het parlementaire stelsel
Volgens
Arendt kan er alleen sprake zijn van politieke vrijheid als
ieder burger in principe zijn of haar mening in een openbaar debat kan verwoorden,
meningen van medeburgers kan wegen en aan de collectieve besluitvorming kan deelnemen.
Dit recht is exclusief voorbehouden aan de zogenaamde volksvertegenwoordigers:
“Alleen de volksvertegenwoordigers, niet het volk zelf, hadden de gelegenheid
zich te wijden aan die activiteiten van ‘voorstellen, bespreken en besluiten’
die in positieve zin de uitingen van vrijheid zijn.” [On Revolution, 1988 p.
235]
Het
parlementaire stelsel zet het grootste deel van de burgerij buiten spel en stelt
slechts een zeer kleine politieke elite in staat aan het openbare politieke debat
deel te nemen. De rest van het volk is veroordeeld om zijn geluk en zaligheid
in haar privé-leven te zoeken, zo meent zij. Daarom wil zij het politiek
systeem in de Verenigde Staten ook niet onverdeeld een democratie noemen:
“Het Amerikaanse stelsel kan democratisch genoemd
worden in zoverre het welzijn van het volk en privé-geluk van de burgers gewaarborgd
zijn, maar moet oligarchisch genoemd worden in de zin dat publiek geluk en publieke
vrijheid weer het privilege van enkelen geworden zijn” [On Revolution, p. 269].
In
de parlementaire democratie is het vrijheidsbegrip negatief geformuleerd in de
zin dat de burger beschermd wordt tegen machtsmisbruik door de staat. De rechtsstaat
is weliswaar een door Arendt gewaardeerde verworvenheid,
maar zij vond dat wij beslist nooit burgerrechten met positieve vrijheid - zoals
die in het klassieke Athene en later in de Raden bestond - mochten verwarren:
“Want politieke vrijheid kan, in
het algemeen gesproken, niets anders betekenen dan het recht om deel te nemen aan het bestuur’’ [On Revolution, p. 218]
Volksvertegenwoordigers
kunnen onmogelijk iets anders vertegenwoordigen dan de belangen en het welzijn
van de kiezers. Zo is het in haar ogen een illusie te denken dat een mening van
een individuele burger vertegenwoordigd kan worden. Zij heeft in dit verband het
idee van een politieke opinie aan een scherpe analyse onderworpen. Zij meent dat
het begrip ‘publieke opinie’ eigenlijk een contradictio in terminis is, omdat alleen individuele
personen een opinie kunnen vormen. Hetgeen de ‘politieke
opinie’ wordt genoemd, is eigenlijk niet meer dan een groepssentiment dat alle
meningen vervlakt tot één mening. Zo wordt alle meningsvorming gedood en conformisme
in de hand gewerkt:
“Het beste
wat de burger kan hopen, is “vertegenwoordigd” te worden,
waarbij het duidelijk is dat slechts de belangen of het welzijn van de kiezers
vertegenwoordigd en behartigd kunnen worden, maar noch hun daden, noch hun
meningen. In dit systeem zijn de meningen van het volk in feite niet te peilen,
om de eenvoudige reden dat ze niet bestaan. Meningen worden gevormd in een
proces van open discussie en openbaar debat en daar waar geen mogelijkheid
bestaat voor de vorming van meningen, daar kunnen misschien stemmingen bestaan
- stemmingen van de massa’s en stemmingen van individuen, beide even grillig en
onbetrouwbaar - maar geen mening.” [On Revolution, p. 268/69]
Vandaar
ook dat Arendt huiverig is voor de volksstemming (plebisciet) of referendum
zoals we het tegenwoordig noemen. Deze vorm
van volksraadpleging vervaagt de diversiteit van meningen en stelt een “sterke
man” in staat om de massasentimenten tot een unanieme
‘volkswil’ te manipuleren. In de Franse revolutie ziet zij al
voorbeelden van dit verschijnsel. Als we de huidige
referendumpraktijken in Californië beschouwen, kunnen
we de actualiteitswaarde van Arendts visie constateren.
We hoeven ‘sterke man’ alleen maar te
vervangen door ‘sterke bedrijfslobby’ [zie: Shuchen Tan e.a., Democratie
voor gevorderden, mei 2004]. Arendt zag, enigszins
opmerkelijk, binnen het Amerikaanse politieke stelsel in de Senaat en het Hooggerechtshof
nog wel instituties waarvan de leden in een positie waren dat ze in zekere mate
onafhankelijk van allerlei groeps- en partijbelangen
konden oordelen.
Het politiek
oordeel
Meningen kunnen alleen gevormd worden in een publiek debat waarin de eigen
mening wordt getoetst aan de meningen van anderen. Ook als volksvertegenwoordigers
een beperkt mandaat van hun kiezers mee zouden krijgen, zijn ze niet in staat
de veelheid (pluraliteit) van meningen van hun achterban door te laten klinken.
Als zij zich gaan gedragen als politieke experts die in staat zijn om beleidsplannen
op hun wetenschappelijke merites te beoordelen, verwarren zij kennis (waarheid)
met opinie.
“De vormen van denken en communicatie die zich met
de waarheid bezig houden, zijn uit politiek oogpunt noodzakelijkerwijs autoritair;
ze houden geen rekening met de mening van anderen en dat is precies het kenmerk van elk strikt politiek denken.” [Hannah Arendt, Tussen verleden en toekomst, 1994, p. 139]
Hier volgt Arendt de wijsheid van de Griekse filosoof
Protagoras, die stelde dat alle mensen begiftigd zijn
met het vermogen om een politiek oordeel te vellen. Dit wil volgens haar echter
geenszins zeggen dat alle opinies even juist zijn of
gelijkwaardig zijn. Als we een politiek oordeel vellen, moeten we proberen ons partijdig, op eigenbelang
gericht perspectief te overstijgen en zoveel mogelijk standpunten van anderen
bij onze meningsvorming te betrekken. Hoe meer verschillende invalshoeken iemand bij zijn meningsvorming kan
betrekken, hoe meer geldigheid zijn oordeel krijgt.
“Van hoe meer verschillende standpunten ik mij bewust
ben, terwijl ik een bepaalde kwestie overdenk en hoe beter ik mij kan voorstellen
hoe ik zou voelen en denken indien ik in de plaats van anderen innam, des te sterker
zal mijn vermogen tot representatief denken zijn en des te steekhoudender mijn
uiteindelijke conclusies, mijn mening.” [Tussen verleden en toekomst, p. 139]
Deze
zogenaamde ‘verruimde denkwijze’ (erweiterte Denkungsart),
een term die zij aan Kants Kritik der Urteilskraft ontleende, heeft zij op het eind van haar
leven nog verder willen onderzoeken in een studie naar ons oordeelsvermogen, dat
zij als de “politieke competentie bij uitstek” beschouwde. Helaas heeft haar plotselinge dood in 1975 dat niet meer mogelijk
gemaakt en moeten wij het op dit terrein voornamelijk met haar Kantlezingen uit 1970 doen. [zie: Hannah Arendt, Oordelen,
1996; Beiner en Nedelsky,
Judgement, Imagination
and Politics, 2001]. Deze
belangrijke thematiek wil ik hier verder laten rusten, maar er graag in een latere
publicatie op terug komen.
Arendt wijst hier terecht op het grote belang dat in een
(directe) democratie burgers in staat zijn politieke standpunten te ontwikkelen
op basis van een zekere onpartijdige, onbevooroordeelde opstelling. Daarbij is
het, dunkt me, een goede zaak om zich in de positie van anderen te verplaatsen,
om tegenargumenten van anderen serieus te overwegen en het is zelfs nastrevenswaardig,
om de bereidheid te ontwikkelen om onszelf te laten overtuigen in plaats van alleen
maar anderen te willen overtuigen.
Het radenstelsel
Arendt meent dat juist in wijk- en arbeidersraden die in
de loop van de moderne Europese geschiedenis ontstonden, de echte parels van de
revoluties gevonden kan worden. Tijdens de Franse revolutie ontstonden de secties
(wijkraden) en de volksgenootschappen, aanvankelijk bejubeld door de Jacobijnse voormannen, maar later vervloekt en genadeloos
door hen en hun partijgenoten vernietigd. Hetzelfde lot
ondergingen de raden van arbeiders, boeren en soldaten
tijdens de Russische Revolutie, toen de Bolsjevistische
partijbonzen Lenin en Trostky
op geweldadige wijze de Sovjets, ondanks hun eerdere
leuze: “alle macht aan de sovjets”, om zeep hielpen. Zij beschouwde deze Raden
als spontane erupties van het verlangen van grote delen van de bevolking om te
discussiëren over politiek, zichzelf direct te besturen en te confedereren.
“In de secties en genootschappen ontwikkelde zich een enorm verlangen naar
debat, informatie en wederzijds onderricht (…..) en geheel onverwacht kwam het
federale beginsel op (…..) alleen in de spontane organisatiepoging van het volk
zelf, dat het ontdekte zonder dat het zelfs de naam ervan kende”. [On Revolution,
p. 246]
Ook
valt zij Thomas Jefferson van harte bij als die in
"Het uitgangspunt van wijkradensysteem was, of Jefferson
dit nu wist of niet, (…..) dat niemand gelukkig of vrij genoemd kon worden zonder
te participeren en een aandeel in de macht te hebben." [On Revolution, p. 255]
Hannah Arendt beschrijft het
(ideale) radenstelsel als een stelsel waarin op wijk- of bedrijfsniveau “zelfbenoemde”,
actieve, aan de publieke zaak toegewijde burgers debatteren en politieke besluiten
nemen. Deze basiseenheden kiezen in een confederaal verband uit hun midden vertegenwoordigers
in overkoepelende raden. Deze vertegenwoordigers zijn niet aan enig mandaat van
hun kiezers gebonden. Evenmin worden zij op basis van hun loyaliteit aan partijprogramma’s
benoemd of gekozen. Zij worden gekozen, omdat zij eenvoudigweg het vertrouwen
genieten van hun electoraat op basis van aan hun toegeschreven
politieke competenties.
“De keuze van de kiezer wordt niet ingegeven door een programma, een platform
of een ideologie, maar geheel en al door de beoordeling van de man in wiens persoonlijke integriteit, moed en oordeelsvermogen hij
voldoende vertrouwen heeft om zich te laten vertegenwoordigen.” [The Origins
of Totalitarianism, 1958 p. 499]
Zowel
de basisraden als de overkoepelende raden zijn op hun niveau autonoom. In zo’n
systeem zijn politieke partijen en het daarmee verbonden kiesstelsel in haar ogen
geheel overbodig geworden. Op deze wijze kunnen in principe een zeer groot aantal
politiek geďnteresseerde en betrokken burgers direct aan het besluitvormingsproces
deelnemen. Zij spreekt hier, denk ik, terecht van een politieke elite of een “aristocratie
in de ware betekenis van het woord”. Over organisatievormen vinden we verder bij
haar (bewust) geen praktische voorstellen.
Beleid en uitvoering
Arendt wijst verder op het gevaar dat de leden van de raden
uitvoerende functionarissen kiezen op basis van politieke competenties in plaats
van op grond van technische competenties. Dit verschijnsel zou, volgens haar de
Russische sovjets parten hebben gespeeld en hen aan hun
slechte naam hebben geholpen.
“Mannen, volkomen politiek competent, moesten wel te kort schieten als
hun de leiding van een fabriek of andere beheerstaken werden toevertrouwd.
Want de kwaliteiten van de staatsman of de homo politicus en de kwaliteiten
van de manager of beheerder zijn niet alleen verschillend, maar zij komen bijna
nooit samen in één persoon; de ene moet om kunnen gaan met mensen op het terrein van menselijke
verhoudingen, waar het gaat om vrijheid en de ander moet mensen en dingen
kunnen hanteren in een levenssfeer van behoeftes.” [Over revolutie,
2004, p. 321]
Haar
argumentatie lijkt hier aanvankelijk te verwijzen naar scheiding tussen beleidscompetentie
en uitvoeringscompetentie. Later echter brengt zij
de strikte scheiding die zij (zoals in The Human Condition)
maakt tussen het politieke domein, waar debat, overreding en besluitvorming regeren (rijk van de vrijheid) en het
sociaal-economische domein, waar menselijke behoeften regeren (rijk van de noodzaak)
in verband met deze competenties.
Critici
hebben er herhaaldelijk gewezen op de onhoudbaarheid van deze opvatting, omdat
ten gevolge daarvan een groot aantal belangrijke kwesties volkomen ten onrechte
buiten het politieke debat zouden blijven. Ik ben echter van mening, dat het eerste
deel van bovenstaand citaat ook heel goed geďnterpreteerd kan worden in het verlengde
van het hierboven genoemde onderscheid dat ze maakt tussen kennis (waarheid) en
mening.
Dan
laat het zich lezen als een waarschuwing, dat we het politieke domein van de raden
niet moeten laten domineren door allerlei vakspecialisten die hun mening van een
quasi-wetenschappelijke legitimering proberen te voorzien. En dat we er omgekeerd
ook voor moeten oppassen, dat we bestuurders (ambtenaren) niet louter op grond
van (partij)politieke kwalificaties benoemen of kiezen.
Wellicht
had zij wel te weinig oog voor het politieke moment in de beleidsuitvoering (en
-voorbereiding), althans zij zegt niets over de politieke controle van functionarissen
die belast zijn met de beleidsuitvoering. Hiervoor kunnen we gelukkig te
rade gaan bij de Atheners die een aantal werkzame
procedures voor het ter verantwoording roepen van ambtenaren hadden bedacht. Recente
ideeën om ambtsdragers ter verantwoording te roepen bij burgerjuries
op basis van uitvoeringsbeleidsplannen, beschouw ik als een positieve bijdrage
aan het moderne debat over tastbare vormen van directe democratie. [zie: Pieter Hilhorst, De wraak van
de publieke zaak, 2001]
Hiervan
is Arendt zich maar al te goed bewust bij haar kritiek op het
parlementaire stelsel. Daarom juicht ze pogingen om politieke ruimtes te creëren
waarin meningen worden uitgewisseld kunnen worden toe. Dat zijn immers de enige
plaatsen, zo is haar overtuiging, waar die meningen ook gevormd kunnen worden.
Nu
wordt er tegenwoordig voortdurend gesproken over het politieke debat en je ziet
dat politieke debatten gelukkig niet alleen gevoerd worden onder beroepspolitici,
academici en andere zogenaamde opinieleiders. In cafés, op het werk in opinierubrieken
van periodieken en op de fora van het internet wordt
door een breed publiek heel wat afgediscussieerd en niet altijd op een laag niveau.
Het
ontbreekt echter aan politieke instellingen, en daar heeft Arendt
de achilleshiel van het parlementaire stelsel in het vizier,
die deze discussies via fatsoenlijke procedures in besluitvorming kunnen
laten uitmonden.
Natuurlijk
zijn massale volksvergaderingen en raden waar iedereen zijn zegje mag doen, zonder
reglementering en spelregels, onwerkbaar. Maar is er tussen de massale volksvergadering
en een parlement van enkele honderden beroepspolitici geen begaanbare weg? Arendt
heeft verwezen naar een scala van historische praktijken, maar heeft zich niet
met de concrete vormgeving van het radenstelsel bezig gehouden.
De
kritiek op haar is veelal dat zij een romantisch of naďef idee van de raden had.
In zekere zin schetst zij inderdaad een utopie in de positieve
zin van het woord. Systemen gebaseerd op directe participatie van burgers hebben,
daarvan ben ik overtuigd, een regulerend orgaan nodig dat, net als de Boulč
(Raad van 500 die de Volksvergaderingen voorbereidde) van de klassieke Atheners, de raadsvergaderingen goed voorbereid en de discussies
in ordelijke banen leidt. Historische ‘experimenten’ met directe democratie zouden
met name daarop zo gedetailleerd mogelijk onderzocht
dienen te worden.
Arendts bijdrage aan het denken over directe democratie
ligt, in mijn ogen, enerzijds in haar kritiek op het parlementaire stelsel, dat
door haar zorgvuldig werd gewogen en te licht bevonden. Anderzijds door erop te
wijzen dat de raden, een historisch alternatief, voornamelijk gestrand zijn door
vijandige politieke krachten ‘van buiten’ (zoals ook de Atheense democratie) en
niet door het systeem zelf. Zij hebben zich daardoor nauwelijks kunnen ontwikkelen,
maar ons gelukkig wel kunnen tonen welke potenties en beloften erin opgesloten
liggen.
Hannah Arendt komt de verdienste
toe ons daarvan op indringende wijze bewust gemaakt te hebben.
Alle titels zijn te vinden in de
Mediatheek
voor Directe Democratie;
ARENDT, Hannah: ‘Filosofie en Politiek’
(vert. v. ‘Philosophy and Politics’ d. R. Peeters en D. de Schutter, 1990) in Politiek in donkere tijden, essays over vrijheid en vriendschap, Boom,
Amsterdam, 1999 pp. 117-151 – Oorspr. lezing uit 1954
-------------: ‘Wat is gezag?’ (vert. d. J. Masschelein en R. Peters v. ‘What is Authority’, Between Past and Future Eight Exercises
in Political Thought; Penguin Books, New York enz., 1980/1961
-------------: The
Human Condition, The Un. of
-------------: ‘Epilogue:
Reflections on the Hungarian Revolution’ in: The Origins of Totalitarianism, The World Publishing Company, Cleveland/New
York, 1962 pp 480-510 (Hoofdstuk 14) – oorspr. in: Journal of Politics 20/1, febr. 1958 pp 5-43
-------------:
-------------: On Revolution,
Pelican Books,
-------------: ‘Waarheid
en politiek’ (vert. v. ‘Wahrheit und Lüge in der Politik’ d. Bert Schreurs, 1972) in Tussen verleden en toekomst, 1994 -
oorspr. ‘Truth and Politics’, 1967
-------------: ‘On Violence’ (Ned. vert. d. Rob van Essen
Over Revolutie, Atlas, Amsterdam/Antwerpen, 2004) in: Crises of the Republic,
Harcourt Brace Jovanovich,
-------------: Oordelen, lezingen over Kants politieke filosofie (vert. v. Lectures on Kant’s Political Philosophy d. van
den Boorn, van Gulik en Thomassen,
1982), Krisis/Parrčsia, Amsterdam,
1996 – Oorspr. lezingencyclus,
gehouden in 1970
-------------: ‘Civil
Disobedience’ in: Crises of the Republic, Harcourt Brace Jovanovich,
-------------: 'Thoughts
on Politics and Revolution - A Commentary' in Crises of the Republic, New
York: Harcourt Brace Jovanovich, 1972 pp 201-233; oorspr. interview in het Duits
uit 1970
-------------: ‘On Hannah
Arendt’ in: Melvyn A. Hill (red.), Hannah Arendt: The Recovery of the Public World, St. Martins
Pr., New York, 1979 pp 301-339 - oorspr. rondetafelgespek
met o.a. C.B. Macpherson,
Hans Jonas, Hans Morganthau, Mary McCarthy en Albrecht
Wellmer, 1972
-------------: Was
ist Politik? - Fragmente aus dem Nachlass Piper, München/Zurich, 2003/1993
BEINER, Ronald en Nedelsky, Jennifer (red.): Judgement, Imagination and Politics. Themes from Kant and Arendt, Rowman & Littlefield, Lanham enz., 2001
BORTOLINI
Matteo:
CANOVAN, Margaret: ‘The Contradictions in Hannah Arendts
Political Thought’ in Political Theory vol. 6, nr. 1,
febr. 1978 pp. 5-26
HILHORST, Pieter:
De wraak van de publieke zaak, De Balie,
Amsterdam, 2001
HOBSBAWN, E. R. Revolutionairies, Quartet Books,
Londen, 1977/73 > Hoofdstuk 20:
Hannah Arendt on Revolution, pp. 201-208
ISAAC, Jeffrey C.: ‘Oases
in de woestijn: Hannah Arendt
over democratische politiek’
(vert. d. R. de Vries v. ‘Oases in the desert: Hannah Arendt on Democratic Politics’ in American
Political Science Review 88/1, 1994, 156-67 ) in ATHENE, nr 5, juli 2004
KATEB, George: ‘Arendt on
Representative Democracy’ in: Salmagundi 60, 1983 pp. 20-59
-------------: Hannah Arendt: Politics, Conscience,
Evil, Rowman & Allanheld, Totowa, 1984 > Met name hoofdstuk
4: Modern Democracy pp. 115-148
MILLER, James: ‘The Pathos
of Novelty: Hannah Arendt’s Image of Freedom in the
Modern World’ in: Hill (red.) Hannah Arendt: The
Recovery of the Public World, 1979
SITTON, John: 'Hannah
Arendts pleidooi voor radendemocratie' (vert. d. R. de Vries v. ‘Hannah
Arendt’s argument for council democracy’ in: Hinchman
& Hinchman (ed.) Hannah Arendt: Critical Essays,
SUNY, 1994 - voor het eerst in: Polity 20, 1987 pp. 80-100)
STERNBERGER, Dolf: ‘The
sunken city: Hannah Arendt’s idea of politics’ Social research 44, 1977, pp. 132-46
WELLMER, Albrecht: ‘Arendt
on revolution’ in: Dana Villa (red.), The
WOLIN,
Sheldon: ‘Hannah Arendt: Democracy and the Political’
in Salmagundi 60, 1983 pp. 3-19.
.
YOUNG-BRUEHL, Elisabeth: Hannah Arendt: For Love of the World, Yale Un. Pr., New Haven/ Londen, 1982 - Deze veelgeprezen biografie
bevat een uitgebreide chronologische bibliografie van werken door Hannah Arendt.